Wanneer ik mensen spreek over de ideeën uit het vorige hoofdstuk, krijg ik regelmatig vragen als: ‘Ja, maar hóe dan? Hoe voeren we die ideeën in? Hoe weten we zeker dat ze iets gaan oplossen?’
Ik weet het niet.
En volgens mij is dat ook het hele idee van ideeën, dat we dingen pas zullen weten wanneer we ze proberen. Om één voorbeeld te noemen: ik weet niet of Silvio’s negatieve rente de druk van nooit genoeg werkelijk verlicht of alleen maar verdraait.

Gingen de inwoners van het Oostenrijkse Wörgl wegen bouwen omdat ze wegen nodig hadden, of omdat de Wörgl-munt commandeerde dat ze iets moesten bouwen?

Is aansporen tot uitgeven niet net zo onnatuurlijk als aansporen tot oppotten?

Gaan we in een omgekeerd rentespel niet ineens absurd hard hamsteren met spullen in plaats van met geld, omdat spullen minder snel wegrotten dan geld en we dan maar van spullen ons nieuwe goud maken?
Ik weet het niet.
Wat niet betekent dat bezwaren onterecht zijn. Ik vind bezwaren zelfs superhandig. De grootste critici leveren soms de meest waardevolle bijdrage aan een idee, bijvoorbeeld door ons te behoeden voor zaken die we zelf nog niet zien. Maar eindeloos wroeten in de ‘ja, maar hoe dan?’ vraag, omdat we zeker willen weten dat de stappen die we zouden kunnen zetten de juiste zijn, is een dooddoener.
Hier volgt het meest eerlijke en volgens mij ware antwoord dat ik heb leren geven op de vraag: ‘Hoe creëren we een nieuwe aarde?’

Door naar de wortel te gaan van onze collectieve angst voor en geloof in tekort. Oftewel: door onszelf te bevrijden van het waanzinnige, door trauma aangewakkerde en veelal onbewuste idee dat het universum een vijandige plek is waar nooit genoeg is voor iedereen, waar wij nooit genoeg kunnen zijn en onze medemens een ‘ander’ is.

Door eerlijk te worden naar de verlangens die schuilgaan onder onze zucht naar meer.

Door lerende, vallende, opstaande en gaande voorbeelden van een nieuwe aarde te zijn.
De hieropvolgende hoofdstukken gaan onder meer over focussen op wat we willen in plaats van wat we niet willen, over het loslaten van de ‘ja, maar hoe dan?’ vraag en over beginnen in plaats van blijven wachten. Dit hoofdstuk gaat over scherp blijven op de grondhouding van waaruit we focussen, loslaten en beginnen.
Ik ga het hebben over:

proberen,

anders,

reeds behaalde resultaten (die ons kunnen behoeden voor bananenschillen in de toekomst).