Deze blogpost gaat niet over corona

To fight the empire is to be infected by its derangement.
— Philip K. Dick


Ik heb vorig jaar flink zitten broeden op wat te doen. Wat te doen in een tijd waarin de ons reeds lang beklemmende patronen steeds karikaturalere vormen aannemen? Ik was nog niet ‘opgestaan tegen’, omdat ik na het schrijven van een vlammende blogpost (inmiddels door mij verwijderd) voelde dat mijn opstaan vanuit een recalcitrante neiging zou komen (daarom heb ik de blogpost verwijderd).

Die neiging verschilde qua frequentie niet wezenlijk van datgene waar ik tegen zou opstaan. Actie zou dus eerder reactie zijn, en in plaats van een medicijn bieden voor een polariserend patroon, dat patroon juist voeden.

Met de invoering van een spoedwet, een mondkapjesplicht en met geruchten over een naderende (indirecte) vaccinatieplicht, voelde ik alleen wel dat er iets van mij/ons werd gevraagd. Ik wilde helderheid hebben over wat dit ‘iets’ was, niet door het zelf te bedenken maar door iets groters te laten spreken.

Ik nodigde een kleine groep mensen uit voor het volgende idee: onze persoonlijke frustraties, kwetsuren, verdrietigheden en voorkeuren even parkeren, en een effectieve ruimte creëren waarin we een hogere intelligentie aan het woord laten in respons op de vraag: ‘Wat vraagt deze tijd van ons?’

Deze blogpost gaat over wat daar uitkwam.


Op 21 december 2020 kwamen we met z’n achten bij elkaar (mocht natuurlijk niet). Na een check-in ronde deelde ik mijn plan: een geleide meditatie waarin we onszelf open zouden stellen voor ‘diep luisteren’, waarna we om beurten de ruimte zouden nemen om woorden te laten komen.

‘Ik zie ons eigenlijk een opstelling doen’, merkte iemand op. Er werd enthousiast op ingestemd. Nieuw plan.

Mocht opstellingenwerk je onbekend zijn: met een opstelling ga je een systeem —een organisatie, familie, gezin, je verlangens, dromen en overtuigingen— uitspelen, net als in een theaterstuk. Iedereen kan een rol aannemen die staat voor een persoon of element in het systeem dat wordt opgesteld. Niemand hoeft hier voor te studeren; zodra je in de rol bent, ga je vanzelf dingen voelen, denken en uiten. Je bent representant, een spreekbuis, en je geeft je over aan wat door je heen stroomt.

Ik vind opstellingenwerk een krachtig instrument om blokkades en ongeuite gebeurtenissen in een systeem bloot te leggen. Het kan zichtbaar maken welke beweging er gemaakt wil worden, alsook hoe die beweging tot oplossing en heling kan leiden. Legio mensen hebben ervaren hoe iets dat in een opstelling werd getransformeerd, als vanzelf tot transformatie in hun leven en relaties kan leiden.

In onze opstelling hoefde we niemand een rol aan te meten. De opstelling begon vanzelf, zodra we ertoe hadden besloten. Eén man ging meteen op de grond liggen, doodmoe en lamgeslagen. Hij wist niet of hij de oudere of de jongere generatie representeerde. Een vrouw ging aan de rand van ons ‘speelveld’ zitten, de kat uit de boom kijken. Zij wist niet of ze de jongere of de oudere generatie representeerde. Een vriend van mij wist meteen: ‘ik ben de overheid’. Een vriendin zei al gauw: ‘Volgens mij ben ik Moeder Aarde.’

Het eerste deel van de opstelling bestond vooral uit zuchten en kreunen. Mensen waren moe, wisten niet wat te doen en vonden het maar zwaar allemaal. De overheid kreunde dat het zich niet gezien voelde: ‘Ik doe zó m’n best…’ Het was een behoorlijk apathisch zooitje.

Ik had geen naam voor wat ik representeerde, maar ik voelde enorme zin om iets zinvols te gaan doen en stopte dat niet onder stoelen of banken. Na elke klaagzang zei ik: ‘Hé, zullen we ophouden met wat we niet willen en gaan doen wat we wél willen? Iets dat zin heeft en geeft?’

Het speelveld ging alleen maar verder op slot. De jongere (of oudere) generaties keken me argwanend aan en gingen verder van me af zitten. Ik voelde me verplicht om erbij te blijven en niet in de afzondering te gaan, dus ging ik juist bij ze zitten. De man die al doodmoe was, werd alleen maar moeër. Weer kwam er een klaagzang en weer begon ik met ‘Hé, zullen ophouden met dingen zo zwaar maken en kijken waar het…’
—‘DOE DAN!!’

Ineens had ik een sok in m’n mond. Ik was met stomheid geslagen, had geen zuchtje wind meer in m’n zeilen.

‘Wow…’ stamelde ik, ‘shit … dat kan dus gewoon…’

Ik keek naar een hoek waar een stel kaarsen stond te branden. De hele opstelling had ik zitten wijzen naar de kaarsen, naar het licht waar we ook naartoe kunnen. Nu hielp iemand mij eraan te herinneren dat ik geen toestemming of medewerking nodig had om er naartoe te gaan.

Een beetje onwennig begaf ik me naar het licht. Daar, in kleermakerszit met de kaarsen tussen mij en het spelersveld, voelde ik een vredige, enthousiaste gloed in m’n borst opkomen. Daarmee groeide ook het besef: ‘Ik kan het gewoon gaan doen…’

Ik begon te giechelen en het veld begon te ontspannen. De doodmoeë man ging overeind zitten en keek me aan, net als de vrouw die de oudere of jongere generatie representeerde. ‘We vinden het te eng om met je mee te doen,’ zeiden ze allebei in hun eigen woorden, ‘maar we zijn wel blij dat jij het doet.’

Ook Moeder Aarde kwam weer tot leven. Ik weet niet meer wat ze precies zei, maar de woorden kwamen neer op: ‘Het is goed zo. Ik kan weer ademen.’

De overheid, die tot dat moment vooral stil was geweest, kreeg een vraag van één van de twee vrouwen die de opstelling faciliteerden: ‘Overheid, wil jij nog iets zeggen?’

—‘Jullie hebben mijn toestemming niet nodig.’

Ik weet niet hoe goed bovenstaande woorden kunnen overbrengen wat die opstelling met ons deed, maar één van de woorden die wij er na afloop aan gaven, was ‘strijdrust’.

Corona had niet meegedaan aan de opstelling en was ook geen één keer genoemd. Compleet logisch, en toch barstten we in lachen uit toen we dit beseften.

Voor mij een prachtige herinnering aan de kracht van staan en gaan, zonder toestemming (van de wet) en zonder anderen nodig te hebben die mee willen werken. Dat is geen beweging weg van samenwerking; het is een beweging naar samenwerking toe. Als ik de plek inneem die voor mij bedoeld is, als ik gewoon gehoor geef aan waar ik vreugde, enthousiasme en kloppendheid bij voel, zonder op te jutten, aan te sporen of te manipuleren, kom ik vanzelf de mensen tegen die bij deze energie horen. Mensen met wie ik echt kan samenwerken.

Wat een zegen. Wat een strijdrust.


Sinds die dag, nu ruim een half jaar geleden, is het vuur van opstand meerdere keren in mij opgelaaid. Ik word nog steeds boos, razend soms, over de kleinzielige, vernederende patronen die mensen elkaar opleggen en waaraan ze gehoorzamen. Toch kom ik elke keer, soms met hulp van iemand die me spiegelt, terug bij de vreugde van het licht. Bij de veranderkracht van wij die ‘gewoon’ ons hart volgen, zonder dit op de voorpagina van de krant te moeten hebben staan.

Dus wat betekent effectief activisme nog in deze tijd? Het antwoord zal voor iedereen verschillen, maar ik zie niet alleen gezapige gehoorzaamheid onder mensen die niet ‘opstaan’. Ik zie een stille revolutie die een nieuwe werkelijkheid bouwt, niet door een nieuwe werkelijkheid te eisen maar door haar te gaan leven. Vallend en opstaand.

Misschien, zoals De Kleine Activist in deze toespraak zei, is de tijd van verenigen voorbij. Dat idee geeft me rust en tegelijkertijd een enorm gevoel van kracht. Want we verenigen ons wel degelijk; we doen het alleen niet meer ‘tegen’.

Mij wordt in ieder geval steeds duidelijker waar ik mijn tijd, energie en aandacht met het meeste liefde en effect besteed. Niet met vechten tegen ‘het systeem’. Ondertussen weet ik, voel ik, dat als ‘opstaan’ werkelijk van mij en van ons gevraagd wordt, dat het licht in ons dit vanzelf zal aangeven. En we dan op een hele andere manier zullen opstaan dan we nu veelal gewend zijn te doen en te zien.

Verdere woorden laat ik graag aan De Kleine Activist. Ik vind haar toespraak een loeisterke ode aan de beweging die steeds meer mensen vallend en opstaand maken, naar de simpele waarheid van ons hart.


Update 1 juli 2021
Iemand attendeerde mij erop dat het ‘wij versus zij’ denken ook in de toespraak van De Kleine Activist is geslopen. Ik heb de toespraak net gelezen en denk ‘ja, klopt’. We zijn het maar aan het leren allemaal, om het ‘versus’ denken te overstijgen. Ik vind het nog steeds een loeisterke toespraak. Met een kanttekening.

Geld Gaat Nooit Over Geld

Een boek over de les die we (n)ooit op school krijgen, over tien maanden leven, reizen en werken zonder geld, over het prachtige idee dat geld in essentie is — en over de wereld die wél kan.

Vrij op deze website te lezen op een ‘geef wat goed voelt’ donatiebasis.

Vanaf 3 november ook beschikbaar op papier en als e-boek, wellicht met jouw hulp.