Soms lijkt de shit de fan te hitten terwijl er eigenlijk iets prachtigs gebeurt. Een kort verhaal over schijnbare machteloosheid, een ‘abnormaal’ idee en een ontroerende uitkomst.
Ilse en ik wonen sinds een paar weken op een seizoenscamping in de bossen bij Bussum. Een stap de stad uit en richting een bestaan dat gaat over samen en met de natuur leven. Een stap die het universum nogal lijkt te steunen. Want nadat we een mooie plek vinden en ons aanmelden, krijgen we niet alleen een hartelijk welkom maar ook de vraag: ‘Kunnen we jullie blij maken met een caravan? Er is er hier één achtergelaten en als niemand ‘em wil gaat ‘ie naar de sloop.’
Wij zouden de caravan zelf niet uitgezocht hebben, maar nu we er in mogen wonen zijn we er al een beetje verliefd op geworden. En onwijs dankbaar. We hebben gewoon een huis, gekregen!
We zijn hier omringd door bomen, vogels en hele fijne buren, waaronder Miriam en Bas met hun kindjes Tijn en Bodi, mensen die eenzelfde leven voor zich zien als wij.
Afgelopen donderdag is het papa-ochtend. Mannen onder elkaar, voor het eerst in lange tijd. Ik kan nog steeds geen borstvoeding geven dus Ilse heeft melk gekolfd. Niet veel, maar ze denkt genoeg voor de paar uur dat ze weg zal zijn. En dat lijkt het, ook wanneer ze aan het eind van de ochtend belt om te vragen ‘Hoe gaat het? En met de voorraad?’. Ze is onderweg en Tij heeft nog geen trek dus ik zeg: ‘Helemaal goed en goed!’
En dan hangen we op en geeft Tij, die vanaf het bed meekijkt terwijl ik lunch sta te bereiden, te kennen toch weer trek te hebben. Er is nog een klein beetje melk over, genoeg om de tijd te overbruggen die Ilse nog nodig heeft om thuis te komen. Toch?
De melk gaat er in als koek en gaat op en geen spoor van Ilse. Tij begint te huilen en huilen wordt krijsen en krijsen wordt…
We hebben het nu een paar keer meegemaakt dat Tij zó overstuur is dat hij bijna buiten adem raakt. Geen pretje. Maar fantastische papa dat ik ben, blijf ik rustig, houd ik Tij dichtbij, vertel ik hem zachtjes dat mama onderweg is, en voel ik me niet zo fantastische en machteloos. Twee keer bel ik Ilse en twee keer neemt ze niet op en nu staan Tij en ik er alleen voor en is het wachten geblazen. Of…
Water in de fles doen? Zodat hij in ieder geval iets binnen krijgt?
Ik doe water in de fles.
Tij moet er niks van hebben en het krijsen gaat door.
Ja maar wacht eens even…
Ik neem Tij mee naar buiten, loop twintig meter, klop aan en daar zijn Miriam en baby Bodi van acht maanden.
‘Miriam, ik wil je vragen om eerlijk antwoord te geven: Ilse is weg en er is niet genoeg gekolfd, zou Tij…’
—‘Zal ik hem aan de borst leggen?’
‘Wil je dat doen?’
—‘Natuurlijk, maar vind Ilse dat wel okee?’
‘Dat weet ik niet maar ik kan haar niet bereiken en het gaat nu om Tij, dus als het voor jou okee is heel graag.’
Tij is al aan het bedaren. Misschien voelt hij aan wat er gaat gebeuren. Miriam neemt hem aan, gaat op de bank zitten laat hem en Bodi rustig zitten terwijl ze ieder een borst aanbiedt. Tij lijkt even te onderzoeken of deze borst wel kosjer is, maar hapt dan vastberaden toe.
Ik zie Miriam dezelfde zorg, aandacht en liefde naar Tij uitstralen als Ilse. Ik zie twee baby’s elkaars dichte aanwezigheid helemaal accepteren. Ik kijk geëmotioneerd toe. ‘Ik vind dit zo mooi… zeg ik zachtjes.’ Miriam kijkt op: ’Prachtig dat dit kan toch?’
Bodi heeft genoeg en wordt onrustig. Miriam vraagt: ‘Wil je Bodi mee naar buiten nemen? Als hij bomen ziet en vogels hoort wordt hij vaak weer rustig. Kan ik verdergaan met Tij.’ Ik loop naar buiten, snuffel met Bodi aan de bomen en zie Ilse bij onze caravan staan. Die reageert allesbehalve blij: ‘Doe normaal!’ Stampvoetend loopt ze richting Tij en Miriam. Later, nadat ze Miriam zelfgeplukte bloemen heeft gegeven, zal ze zeggen: ‘Ik denk dat ik geraakt werd in een gevoel van falen. En in mijn ego, dat zoiets had van “Ík moet toch borstvoeding geven; iemand anders kán dat toch helemaal niet?!”’
In sommige culturen is het (nog steeds) volkomen logisch dat baby’s door verschillende moeders worden gezoogd. Eenmaal van de schrik bekomen vindt Ilse het net zo mooi als wij. ’s Avonds loop ik naar Miriam en Bas om ze te bedanken. We hoeven er niet lang over te praten: ‘Dit is toch waar samen leven over gaat?’